Jan Wiegers
Kommerzijl 1893 - Amsterdam 1959
Al op 13-jarige leeftijd werd Jan Wiegers ingeschreven als leerling van de driejarige aanvangscursus van Minerva. Vanwege zijn gezondheid moest hij zijn beeldhouwlessen afzeggen en ging hij over op schilderen. Na zijn opleiding ging hij in 1911 naar Duitsland om daar te werken en bezocht hij in 1912 de Sonderbundtentoonstelling in Keulen, een grote internationale expositie. In 1914 keerde hij terug naar Nederland en vervolgde hij zijn opleiding aan de Academie Minerva. Hij volgde daarna ook lessen aan de academies te Rotterdam en Den Haag. Wiegers was in 1918 een van de oprichters van de Ploeg.
Kirchner
Zijn kunstvrienden stelden hem in 1920 financieel in staat om een jaar in Davos te gaan kuren. Zijn gezondheid herstelde daar snel en hij kon er volop werken. Via zijn arts kwam hij in contact met Ernst Ludwig Kirchner, en er ontstond een hechte vriendschap tussen hen die duurde tot Kirchners dood in 1938. Kirchner zag Wiegers niet als leerling, maar als vriend. In Zwitserland maakte Wiegers kennis met Kirchners expressionisme en onderging hij de invloed daarvan sindsdien in zijn werk. Terug in Groningen zagen de Ploegleden dit nieuwe werk en lieten zij zich op hun beurt hierdoor beïnvloeden.
Internationale tentoonstellingen
Wiegers kreeg in 1922 uitnodigingen voor exposities in Parijs en Antwerpen. In 1923 werd hij voorzitter van De Ploeg en later vice-secretaris. Hij was zeer actief in de vereniging. In 1930 bedankte hij vanwege een conflict gedurende een jaar als lid. Samen met Van der Zee deed hij het voorstel voor de internationale expositie in 1933 in Groningen en was hij als secretaris nauw betrokken bij de voorbereidingen. Zelf exposeerde hij in 1933 ook in Budapest. In 1934 verhuisde Wiegers naar Amsterdam, maar hij bleef steeds lid van De Ploeg. Na de Tweede Wereldoorlog nam Wiegers tot 1948 deel aan de Ploegexposities.
Wiegers en De Ploeg
Al voor 1920 experimenteerde Wiegers met verschillende moderne stijlen. Waarschijnlijk viel het zaad van Kirchner op een geploegde akker. Op zijn eerste Ploegtentoonstelling na zijn terugkeer naar Nederland had Wiegers een grote inzending en verbaasde hij de recensenten. Onder zijn invloed ontstond er onder de Ploegleden een min of meer collectieve stijl die tot omstreeks 1927 duurde. Deze periode wordt volgens Hofsteenge algemeen als de belangrijkste voor de Ploeg gezien.
Wiegers schilderde niet alleen, maar maakte ook houtsneden, etsen en lino’s. Ook daarin stak hij de anderen aan. Na 1927 neigde zijn werk meer naar het impressionisme. In de jaren dertig had hij vele exposities. Na de oorlog wordt zijn werk weer krachtiger genoemd en exposeert hij ook veel internationaal. In 1953 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam.
Literatuur
Tekst: Toos Boersema.
Cees Hofsteenge, De Ploeg 1918-1941, De hoogtijdagen. Groningen: Benjamin & Partners 1993. Adriaan Venema, De Ploeg 1918-1930, Baarn: Het Wereldvenster 1978. Han Steenbruggen and Patty Wageman (eds.), Jan Wiegers - de ceremoniemeester heeft het spel laten beginnen, tentoonstelling Jan Wiegers - Groningen, Davos 13 oktober 2001- 3 maart 2002, Groningen: Groninger Museum 2001.